Herrineringen 1914-1918

Alle onderwerpen met betrekking tot overige tijdvakken
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Herrineringen 1914-1918

Bericht door Von Pratt »

Ik heb deze week,van mijn grootvader, de memoires van 1914-1918 gekregen van mijn overgrootoom Edmond Segers (1892-1987), die in de Eerste Wereldoorlog in het Belgische Leger heeft gevochten...(in de 2de Divisie).
Spijtig ontbreken er enkele pagina's, maar voor de rest is alles zeer goed aangevuld en telkens aangeduid met een datum.( Het geheel komt over als een soort van dagboek).
Binnekort ga ik de herrineringen online plaatsen (momenteel heb ik examens, dus niet veel tijd... :P ) zodat jullie ze ook kunne bekijke....
Ik vond het in ieder geval al zeer interessant...

Hier is al de knappe eindverklaring van mijn overgrootoom...
De oorlogsjaren 1914-1918 hebben tussen ons, oudstrijders, een broederband gesmeed. In ons blijft nog steeds die kameraadschap voortleven, als het schoonste wat wij van die tijd hebben bewaard. Moge eens de dag komen dat ook alle volkeren in vrede leven.
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
Goof
Lid
Berichten: 236
Lid geworden op: 23 nov 2006, 18:43
Locatie: 's-Gravenzande

Bericht door Goof »

Mooi! Vergeet niet om ze ook te posten in het WO1-forum!
Wie uit de geschiedenis niets leert moet dulden dat deze zich steeds herhaalt.
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

Ik heb het nu ook al aangekondigd op het WO1 forum...
:P
Laatst gewijzigd door Von Pratt op 11 jan 2007, 15:06, 1 keer totaal gewijzigd.
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

ik eb al enkele pagina's overgetypt van mijn overgrootoom zijn memoires...
Hier zijn ze...

Herinneringen aan 1914 – 1918

Door Edmond Segers (1892-1987)
(deze tekst is compleet overgeschreven van de originele overgebleven papieren, sommige delen zijn echter in het verleden verloren gegaan…)

Inleiding

Op 31 juli 1914 wordt het Belgische Leger, wegens oorlogsgevaar, gemobiliseerd.
Met de laatste afgezwaaide klas, die van 1912, word ik als soldaat van het 5de Linie (2de divisie) te Antwerpen wederopgeroepen.
Na het Duitse ultimatum van 2 augustus, door Koning Albert met misprijzen afgewezen, neemt onze Vorst, op 3 augustus, moedig het opperbevel van het leger op zich.
De Luikse forten, op 4 augustus aangevallen, verdedigen zich dapper (onder het bevel van Generaal Leman) gedurende verscheidene dagen, tot dat ze, door speciaal aangevoerde zware artilleries, de Kruppkanonnen, zullen vergruisd worden.

Op 6 augustus krijgen de garnizoenen van Luik en Namen bevel zich, om niet door de vijand omsingeld te worden, op Antwerpen terug te trekken. Het garnizoen van Namen zal langs Frankrijk en de Zee aldaar toekomen.

Binnen de vestigingsgordel van Antwerpen worden alle maatregelen getroffen voor de uitrusting en de bevoorrading van het leger en het Rode Kruis, voor de aanwerving van vrijwilligers en scouts, enz.

Wij verplaatsen ons intussen gedurig langsheen de fortenlijn, vooral in de Antwerpse Kempen, waar we bomen afzagen, pindraadversperringen aanbrengen en de Genie helpen, in afwachting van verdere orders, volgens het verloop der gebeurtennissen.

Inlichtingen aangaande de getalsterkte en de beweging der vijandelijke troepen worden aan onze Legerstaf verstrekt door speciaal daartoe uitgezonden patrouilles terwijl andere de opdracht krijgen de bruggen en de spoorwegen te ondermijnen.

Op zekere dag zien wij onze “lanciers te paard” voorbijtrekken met een groep door hen gevangen genomen “Uhlanen”.

Op 18 Augustus krijgt onze Divisie opdracht de Dijle te verdedigen. De eerste Divisie wordt harezijds belast met de verdediging van de Eerste Lijn op de Gete.

Eerste aanval van het Belgisch leger

Op 25 augustus 1914 doen 4 divisies van ons Leger een plotselinge uitval op de achterhoede van het Leger van Von Kluck, waardoor de Duitsers in wanorde worden terug gedreven.
Onze Divisie (bestaande uit het 5de, 6de en 15de Linieregiment) botst op hevige weerstand langs de vaart Leuven – Mechelen.
Ze bezet Boortmeerbeek en verovert Wespelaar – Thildonck.

Op 26 augustus verovert zij Haacht en Werchter.
Wanneer wij het dorp van Haacht doortrekken, stellen wij vast dat de Duitsers er lelijk hebben huisgehouden. Haast geen enkele woonst of er steekt, ten teke van overgave aan de Duitsers, een geïmproviseerd wit vlaggetje uit een raam of uit een dakvenster. Verscheidene deuren zijn met de bajonet doorstoken of ingebeukt. Sommige huizen zijn afgebrand of staan nog in brand, terwijl enkele van de verwoesting gespaard gebleven woningen in krijt het opschrift dragen :
“Gute Leute”, ”Friedlich Leute”, of “Nich brennen”.
In gans het dorp is geen burger te zien.

Te Werchter, dat beter gespaard is gebleven van de zich terugtrekkende vijandelijke troepen, worden enkele Duitsers door onze patrouille gevangen genomen in de brouwerij van “Jacob”.

Wij helpen onze genietroepen om met tonnen van de brouwerij, in alle spoed de op de Dijle door de vijand vernielde brug min of meer te herstellen, teneinde onze opmars ter achtervolging van de vijandelijke troepen, te kunnen voortzetten.

Daarna geraken we met de Duitsers slaag, bezetten Wespelaer, maar geraken niet over het kanaal Leuven-Mechelen.

Diezelfde dag trekken we ons terug binnen de vestigingsgordel van Antwerpen.

Ontbreekt een bladzijde….



Onder de kreten van “Leve de Koning”, “Leve de Koningin”, “Leve België” stormen wij de brug over en ontplooien ons op het fabrieksterrein “in terailleur”, terwijl onze patrouilles trachten de door de Duitsers bezette molen te onderzoeken en te veroveren.

De Duitsers, die het gevaar inzien, zetten al hun artillerie in, leggen landmijnen en voeren meer en meer troepenversterkingen uit Leuven aan.

Het gevecht neemt in hevigheid toe tot wij het, wegens de stijgende verliezen der manschappen, niet meer kunnen volhouden.

Verscheidene officieren van ons regiment, waaronder onze Kapitein Thiry, zijn gesneuveld. Tussen de erge gewonden bevindt zich ook onze Majoor.

Onze terugkeer naar Antwerpen op 13 September geschiedt langs het reeds op 9 augustus door de Duitsers verwoeste Aarschot, dat door het 7de Linie terug ingenomen wordt.
Daar zien wij het met kalk bestrooide massagraf der door de Duitsers gefusilleerde burgers. Na lang talmen in de nabijheid van het uitgebrand station, kunnen wij met een geïmproviseerde trein het strijdtoneel verlaten.

De Laatste dagen der Antwerpse forten

Op 28 september krijgt onze Divisie voor opdracht de forten van St. Katelijne Waver en Konings Hoyckt te verdedigen.

Het Duitse leger, na aanzienlijke versterkingen te hebben ontvangen, gaat tot de aanval op de vestigingsgordel te Antwerpen over.

Vanuit Aartselaar vertrekken wij naar Mechelen.
Terwijl wij enige tijd in een weide liggen tussen Waalhem en Mechelen begint de beschieting van het fort van Waalhem met de “dikke Bertha’s” vanuit Vilvoorde. ( op twee dagen tijd worden 235 mortiergranaten van 420mm doorsnee en 960kg gewicht op het fort geschoten )
Bij regelmatige tussenpauzen van enkele minuten horen wij de reuzeprojectielen met onheilspellend geraas over ons passeren en zien wij ze duikend neerkomen op het fort. Wij kunnen hun vernietigende uitwerking van op korte afstand gadeslaan.

Na de middag rukken wij op van Waalhem naar Mechelen, terwijl de “dikke Bertha’s” nog steeds over ons passeren en door hun luchtverplaatsing de ruiten der huizen in stukken vliegen.

Voor de hoofdingang van de St. Romboutstoren te Mechelen is er een geweldige krater ingeslagen, en het dak zelf van de Katedraal vertoont verscheidene grote gaten.

Langs de O.L.Vr.Hanswijckkerk geraken wij tot in de Stationsstraat, die van over de vaart en van uit het arsenaal gemitrailleerd wordt. De kogels spatten uiteen op de witte gevels der huizen. Met als dekking het halvemeterhoge muurtje van de tramlijn geraken wij tot in het station.
Onder de grote koepel van het station wordt onze nieuwe Kapitein Vaessen, door de vijand stukgeschoten neerdwarrelende ruiten, in de nek gekwetst.

Na dit gevecht trekken we de Dijle over, marcheren op Duffel en brengen er de nacht door in open lucht tussen de grote stapels papier van de papierfabriek.
s’Anderendaags verschijnt onze genieauto met de eraan vastgehechte militaire ballon nabij de brug. Niet zo gauw gaat de ballon een weinig de hoogte in, of hij wordt het mikpunt van vijandelijk geschut. Ook de kerktoren staat op enkele ogenbliken midden in het schrapnellgeschut.

Op 28 september bezetten wij te St. Katelijne Waver een loopgraaf tussen de redoute “Tallaert” en het fort. Gedurende de nacht wordt ik met een makker belast te patrouilleren in de bosjes in de nabijheid, waar wij in een greppel het lijk ontdekken van een gesneuvelde makker, en op een salvo van een Duitse veldbatterij worden onthaald.

De volgende dag neemt de beschieting van het fort van Katelijne Waver door de zware artillerie een aanvang, zodat verscheidene reuzeprojectielen in onze onmiddellijke nabijheid terechtkomen.
Urenlang blijven het “fort” en de “redoute” dit geschut met hun koepelkanonnen beantwoorden.
Op 30 september wordt het fort, tengevolge van de ontploffing van het minutiemagazijn, buiten gevecht gesteld. De redoutekanonnen zullen alléén nog lange tijd bliven voortschieten.

In het midden van de nacht krijgen wij plotseling bevel in stilte, zonder roken, en ordelijk, onze loopgraaf tussen de redoute en het fort te verlaten om zogezegd door de Engelsen te worden afgelost.
De bange uren zijn voorbij, wij hebben slechts één dode en enkele gekwetsten.

Nog eenmaal geraken we met de vijand slaags, en wel in de bossen nabij Lier, waar wij een sectie Engelse mitrailleurs moeten hulp bieden.

Een kabelballon observeert ons van boven de stad.

Terwijl wij achtereen langs een bospad marcheren, wordt onze korporaal, een jongen van Scherpenheuvel, die juist voor mij marcheert door een stuk schrapnell in de rug getroffen. De bedreiging door de Duitse troepen te worden ingesloten neemt nu met de dag toe.

Tenslotte keren wij naar Antwerpen terug. Daar wachten we samen met de bevolking nog enkele dagen het verdere verloop der gebeurtenissen af.

Duitse vliegtuigen “Tauben” genaamd, overvliegen bij helder weer de stad en zijn het mikpunt van ons luchtafweergeschut.

WORDT VERVOLGD...


Von Pratt
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

Een stukje vervolg...

Aftochtplannen

Op 6 oktober geeft Koning Albert het bevel tot de aftocht, teneinde te verhinderen dat zijn leger zou ingesloten worden.

Generaal Jaffre wenst dat het Belgische Leger zich, in de richting van Rijsel, bij het Franse Leger zou aansluiten.

Onze Koning verkiest echter persoonlijk het Opperbevel over zijn troepen te behouden, en ze westwaarts te doen aftrekken met eventuele dekking van op zee.
Jaffre dringt verder aan, maar de Koning blijft bij zijn besluit.

Aftocht uit Antwerpen

We verblijven een drietal dagen op het Kiel, waar de stroom der vluchtelingen bijzonder groot is.
Naar men zegt zijn de Duitsers reeds in Willebroek.

De paniekstemming te Antwerpen neemt toe als het juist toegekomen Engels Veldgeschut het vuur opent in de richting van Boom – Kontich. Het blijkt gelukkig een valse “alerte” te zijn.
Anderzijds komen ons geruststellende berichten toe over het verloop van de “Slag om Dendermonde”, die in het voordeel der Belgen is uitgevallen.

In de avond van 7 oktober trekken wij met gans het regiment, langs het Zuid, door de stad. Verscheidene huizen op de boulevard staan in brand. We belanden op de kade nabij “het Steen”, waar alle huizen door de bewoners verlaten zijn.

Vanop de kade zijn we getuige van de vuurgloed, langsheen de stroom, der brandende petrooltanks, die door de wegtrekkende Belgische troepen reeds in brand gestoken werden.

Tussen 7 en 8 oktober trekt onze Divisie, die rond middernacht als laatste van gans het Belgische Leger de Antwerpse Garnizoenstad verlaat, langs een noodbrug van schepen de Schelde over.
Op de Linkeroever beweegt zich nu een stroom van vluchtelingen. Zij weten niet waarheen en trekken verder met het Leger.
Tussen hen bevinden zich mijn ouders en twee oudste zusters die wij in Beveren-Maas ontmoeten. Slechts enkele ogenblikken zien wij elkaar…
Ik raad hen aan bijeen te blijven, en trek verder met mijn regiment, wat er ons ook te wachten staat.

Nu wordt het een onbeschrijfelijke verwarring van burgers, soldaten en materieel en de daaruit volgende opstroppingen.
Ook de zich op Holland terugtrekkende troepen bevinden zich onder hen. Ziekenwagens van het Leger en Engelse tweedekse bussen trachten zoveel mogelijk zieken, gekwetste en uitgeputte soldaten op te laden. Meer dan een dezer volgepropte bussen slaat om of komt in een gracht terecht.

Urenlang marcheren wij nog met pak en zak, temidden van de vluchtelingen, langs Lokeren en het Hollands grensgebied. Ons enig oponthoud voor een korte rustpauze heeft plaats te Lokeren, dat beschoten wordt juist na onze doortocht.

Rond 11 uur in de morgen komen we te Zelzaete toe. We steken er de brug over en kunnen eindelijk onze vermoeide ledematen en onze door grote blaren gekwetste voeten wat rust gunnen.
Ondanks onze uitputting en de onmiddellijke bedreiging door de vijand beschoten of ingesloten te worden, mag ik toch niet zeggen dat er één van mijn makkers over de Nederlandse grens gevlucht is. Twee dezer hebben zelfs van de Hollandse sentimels wat tabak gekregen.

Nadat ik in de nabijheid van de brug gedurende enkele uren op mijn ransel heb kunnen rusten, trekken wij op 9 oktober om 5 uur s’ morgens in goede orde met ons regiment verder in één tocht tot Eeklo ( zodat we weer eens 20 km.in de benen hebben).

Op 10 oktober neemt de laatste ‘etape’ van onze Antwerpse aftocht een aanvang. Dit geschiedt van uit Eeklo met een geïmproviseerde, traag rijdende trein die zo overbeladen is dat, wie geen plaats meer vindt binnenin de rijtuigen, er bovenop, tussen de buffers of op de machine gaat zitten.

Meermaals op ons parcours tot in Veurne wordt onze trein om de ene of andere reden onderweg opgehouden, terwijl patrouilles van ons paardenvolk de omtrek verkennen.


Wordt Vervolgd
...
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
King tiger
Lid
Berichten: 936
Lid geworden op: 20 aug 2006, 21:10
Contacteer:

Bericht door King tiger »

WAUW :shock:
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

King Tiger was blijkbaar aangenaam verrast door de publicering van mijn overgrootooms memoires... :P :lol:
Maar toch bedankt voor je interesse... :wink:

Hier is dan het volgende deel (de rest zal pas volgende vrijdag ten vroegste verschijnen... Kheb een erg drukke examenweek...)

In de Ijzerstreek

Nadat we, onder de bescherming van het paardenvolk en van enkele Engelse eenheden, door de mazen van het net zijn geglipt en de vijand hebben verschalkt, bevinden we ons nu te Veurne waar we overnachten op de Middeleeuwse zolder van het stadhuis.

Op de 11de oktober zien wij de Engelsen uit Oostende toekomen met al hun materiaal op wagens getrokken door zware typische Engelse paarden.

Een drietal dagen later hebben we een betrekkelijke rust.
Na wederuitrusting trekken we reeds op 16 oktober de ijzervlakte in tot tegen St. Pieterscapelle.
De brug waar we oversteken is reeds ondermijnd door onze genietroepen, die ze laten springen nadat we er terug zijn overgetrokken, omdat de Duitsers in onze nabijheid gesignaleerd zijn.

Van St. Pieterscapelle trekken we naar Lombartzijde. Nog enkele bewoners bevinden zich in het dorp. Tegen eerlijke betaling kan ik mij in een winkel de laatste fles wijn aanschaffen en in mijn ledige veldfles gieten, daar ik stik van de dorst.

Het einddoel van onze lange mars, de zeekust, hebben we diezelfde dag nog bereikt.

De Slag van de Ijzer ( van 18 tot 30 oktober 1914 )


Langsheen de steenweg van Lombartzijde naar de zee, vormen wij nu in de duinen de meest vooruitgeschoven voorpost van gans het geallieerde front. Onze Divisie heeft voor opdracht gekregen de vijand tegen te houden tussen Nieuwpoort en Diksmuide.

De Engelse vloot patrouilleert met een drietal oorlogsschepen in onze nabijheid, in afwachting van de gebeurtenissen. De lucht is pikdonker, de zee phosphorissant.

Daar Westende (vlak voor ons in de richting van Oostende) zich in handen van de Duitsers bevindt, patrouilleren wij waakzaam in de duinen en op het strand waar zich, bij elke tijdverandering, gevaarlijke eilandjes vormen.

Nu en dan mengen patrouilles te paard, waaronder ook gendarmen, tussen onze verkenners. Sommigen keren terug, anderen niet.

Wanneer ik met een makker gedurende de nacht aldus in de duinen op voorpost wordt gezonden, worden wij op geweervuur onthaald.
Op zeker ogenblik nemen de kannonen van gans het over- en weervarend Engels smaldeel herhaaldelijk de vijandelijke troepen, die zich naar de kuststrook begeven, onder vuur.
Het is ons een enig schouwspel de kannonen van gans het Escader tegelijk te zien losbranden.
Door de luchtverplaatsing der zware projectielen, die over ons passeren, lopen we het gevaar onder het rijzende duinzand bedolven te worden.

Een geweldige schrapnellbeschieting van onze positie ( van de zee tot in Lombartzijde, die twee dagen duren zal ) betekent voor ons de inzet van de Slag van de Ijzer.

Op 18 oktober vallen grote kolommen Duitsers Lombartzijde aan, wat verwoede gevechten tot gevolg heeft.

Gedurende een onzer tegenaanvallen ontploffen zware projectielen der Engelse vloot zo dicht bij ons, dat wij door de solferreuk der ontploffingswolkjes, die over ons wegdrijven, gehinderd worden.

Op zekere ogenblik beschieten wij de Duitsers van uit een elskant. Ze zijn zo dicht bij ons dat wij hun oversten kunnen onderscheiden, wat ons nog meer prikkelt in de strijd, met het gevolg dat wij geweldig gemitrailleerd worden zodat ik, in ons elskantgrachtje, weldra tussen twee doden en een stervende lig.
Onder de gekwetsten bevindt zich ook onze dappere luitenant Hannay die, alhoewel door een kogel in de voet getroffen, ons hinkend blijft aanvoeren en aanmoedigen.

Terwijl wij onder hevige vijandelijke beschieting – vooral van de bruggen – de stad doortrekken, vernemen wij dat het 7de Linie in het geweldige gevecht de dag tevoren, grote verliezen heeft geleden, en nu dient vervangen.
De ganse nacht en de volgende dag blijven wij gevechtsklaar achter een grote haag verscholen, in afwachting van verdere gebeurtenissen.

Wij zijn nu op 27 oktober. Als bij wonder gebeurt er niets; ook de volgende dag, 28 oktober, wordt er om te zeggen niet geschoten ( de gevechtspauze tussen 27 en 28 oktober wordt in feite door de Duitsers benut om hun gekwetsten weg te halen, hun doden te begraven en nieuwe troepen aan te voeren ).

Wanner wij de stad terug verlaten, merken wij op dat de bruggen thans bezet zijn door Franse marinesoldaten van Admiraal Ronarch, die zich ook te Diksmuide onderscheidden.

Te Ramscapelle

De eindfase van de “Slag om de Ijzer” speelt zich voor ons af te Ramscapelle.

Herhaalde malen trachten wij van uit Wulpen Ramscapelle binnen te dringen, dat door de Duitsers gebombardeerd wordt en reeds fel gehavend is. Vooral de kom van het dorp, de kerk, het kerkhof en de daaraan palende straten hebben het erg te verduren of zijn reeds in puin geschoten.

Aan de overweg van de spoorweg worden wij door de vijand beschoten vanuit de vlakte.

In de avond van 29 op 30 oktober bezetten we de spoorwegberm die ons van de Duitsers scheidt. Wij liggen in “tirailleur” tegen de berm.
De nacht is pikkedonker. Geen enkele Belgische patrouille bevindt zich voor ons. Om elke verassing te voorkomen schieten wij in de duisternis rakelings over de sporen.
Plotseling begint de Duitse artillerie de berm onder vuur te nemen.
De schrapnells ontploffen onophoudelijk laag boven ons hoofd, terwijl hun gloeiende koppen met een razende snelheid over ons snorren en op de grond weerkaatsen in de weiden. Als nijdige zweepslagen doorklieven mitrailleurkogels de lucht.

Een compagnie van de 2de Franse Legerafdeling, waarmede we nu aansluiting hebben, vuurt regelmatig geweersalvo’s onder het bevel van een peletonoverste :
“Joue ! Feu !”, terwijl onze mannen individueel de vijand bestoken.

Het is een nacht van vuur en ontploffingen, zodat onze toestand hoe langer hoe hachelijker wordt, vooral wegens de verpletterende overmacht van de vijandelijke artillerie.

Bij het ochtendkrieken hebben wij – d.i. mijn vriend Albert Van Gelder (Hij zal later patrouilleur worden van ons regiment) en ik – , die in de gevechten steeds bij elkaar bleven, onze laatste “cartouche” geschoten.

Op 30 oktober 1914 om 5 uur in de morgen vallen de Duitsers ons in massa aan, breken door links van ons en nemen gevangenen.

Als bij mirakel weten we beiden door de pindraadafsluitingen der weiden te ontsnappen, onder de beschieting van de mitrailleuzen, die het vuur uit de draadafsluitingen doen spatten.

Van sloot tot sloot en van weide tot weide geraken wij tot in Wulpen waar ronde de middag, wat er van ons bataljon overblijft, terug verzameld wordt, terwijl er overal nog geschoten wordt, en de Duitsers Ramscapelle zijn binnengedrongen.

Door een tegenaanval van het 6de Linie en de Fransen wordt de vijandelijke doorbraak gestuit aan “de Molen”.

De volgende nacht, die van 30 op 31 oktober, wordt het dorp van Ramscapelle terug ingenomen door Franse stoottroepen, bestaande uit Zouaven, Tirailleurs Algériens, Chasseurs d’Afrique, Senegalezen, enz. en Belgische eenheden.

Deze stoottroepen van alle rassen, kledij en huidskleur maken een verassende diepe indruk, vooral de Senegalezen.

Wat er ook van zij, wanneer wij na de tijdelijke aflossing door de Fransen de gevechtszone verlaten, worden de Fransen door de Duitse artillerie beschoten tot aan de vaart van Veurne, die volgen tot Nieuwpoort, en daar met een oude boot oversteken naar de andere oever.

Verder dan Ramscapelle zullen de Duitsers nooit meer geraken. Ze moeten ijlings de vlucht nemen om niet door het zeewater verzwolgen te worden, dat hun sedert twee dagen, tengevolge van de kunstmatige overstroming, bedreigt. ( Op 28 oktober had de opening plaats van de Oude Veurnesluisdeur. Twee dagen later werden de kranen van de Noordvaart opengezet )
Vele Duitsers krijgen geen kans meer zich tijdig terug te trekken om aan de verdrinkingsdood te ontsnappen.

De gekende “Slag van de Ijzer” die veertien dagen heeft geduurd, is ten einde, zeker niet te vroeg voor onze Belgische soldaten die, met hun besmeurde en verhakkelde kleedij, hun vermoeidheid door de gevechten, het dagenlang bivak en de onregelmatige bevoorrading de psychische uitputting nabij zijn.

Van nu af tot het einde van de oorlog zal de stad Nieuwpoort bijna uitsluitend door Franse eenheden verdedigd worden.

Bij gelegenheid zullen onze geniemannen daar toch nog eens een handje toesteken, om s’nachts “vaderlanderkens” (zakjes) te vullen met zand ter versteviging of in vervanging van vernielde dijken of sluismuren nabij de Franse loopgraven.

Wordt Vervolgd...
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
King tiger
Lid
Berichten: 936
Lid geworden op: 20 aug 2006, 21:10
Contacteer:

Bericht door King tiger »

respect, brigadefuhrer!!
Belgische militaria gezocht van 1935 - 1940

http://denbelgischepiot.jimdo.com/" onclick="window.open(this.href);return false;
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

Morgenvroeg (16 januari) heb ik examen, maar in de middag heb ik dan vrij (de volgende dag heb ik geen examen :P ).
Dus ik zal morge weer een deel vervolg posten van de memoires van mijn overgrootoom...

Von Pratt

PS: Nogmaals bedankt King Tiger ! :wink:
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
derbier
Lid
Berichten: 68
Lid geworden op: 29 jun 2005, 13:58

Bericht door derbier »

Erg leuk om te lezen, ben benieuwd naar meer!
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

Zoals beloofd.... Een volgend deel...

Ziek

Na onze tijdelijke aflossing door de Fransen te Ramscapelle en te wulpen waar de Franse artillerie zich bevindt, blijven we enkele dagen met ons regiment in reserve te Nieuwpoort-Bad en te Oostduinkerke, om daarna uit te rusten tot het einde van de maand in De Panne en omstreken.

In het begin van december zijn we te Bulscamp, waar we op het kerkhof naast de kerk oefenen tussen de kruizen.

Wegens het groot getal zieken, die aan buikloop lijden, wordt – na een persoonlijke tussenkomst van Koning Albert – ons een achttal dagen supplementaire rust gegund, alvorens de Fransen wederom af te lossen achter de overstroming te Ramscapelle.

Ik voel mezelf zeer vermoeid en zonder eetlust.
Te Ramscapelle toegekomen ril ik van de koorts en kan onmogelijk met mijn makker op patrouille gaan (om de half onder water staande hoeven te onderzoeken) in de overstroming. In afwachting dat de regimentsdokter mij kan onderzoeken, blijf ik de ganse nacht in een klein “abri” liggen, waar het water onderdoor sijpelt.

Op 5 december 1914 bevindt ons bataillon zich, na zijn eerste wacht, in de tweede lijn te Wulpen.
De regimentsdokter die mij daar onderzoekt stuurt mij naar het station van Adinkerke, waar hoofddokter Lepage vaststelt dat ik aan tyfus lijd. Dezelfde nacht moet ik met de zieken – en gekwetstentrein naar Calais vertrekken.

Ik word op een brancard vastgeriemd en in de trein geschoven, en slaap onmiddellijk in van vermoeienis. Slechts een ogenblik word ik in de trein wakker, en open ik even de ogen, zodat ik vaststel dat ik naast een te Ramscapelle gewonde Senegalees lig.

Te Calais word ik op 7 december 1914 door een Boomse brancardier – een gebuur van mij – onder de stationshallen gedragen, die reeds vol ligt met zieken en gewonden. Hij herkent mij en raadt me aan “niet meer naar het front weer te keren en mij invalied te laten verklaren”, wat wel indruist tegen mijn vaderlandslievende gevoelens, ondanks de toestand waarin ik me bevind.

Na een ganse nacht in de stationshallen te hebben gelegen word ik, met van koorts klapperende tanden, naar het passagierschip “Hellas” overgebracht, dat in de haven gereedligt om naar Engeland te varen, en dat als hospitaalschip dienst doet.
Wegens bommen- en mijnengevaar blijft het schip echter aan de kade liggen. Gedurende de 4 dagen dat ik er verblijf heb ik hoge koortsen en kan ik als voedsel slechts nu en dan een druppel dozenmelk drinken. De brave negerboy die mij macaroni brengt, mag alles zelf opeten.

Van het schip wordt ik daarna vervoerd per ambulantie naar het “Hospitaal voor besmettelijke ziekten van Dokter Lepage” in de Rue D’archimède. De eerste week heb ik nog 40,5 graden koorts, maar dankzij de goede zorgen van de Schotse infirmières (sisters genaamd), ben ik op ’t einde van de maand reeds veel beter, en na nog een veertiental dagen zo goed zelfs dat ik, alhoewel zeer vermagerd en verzwakt, voor verdere opknapping als convalescent met de gekwetsten naar het Camp du Richard (nabij Tours) gezonden word, dit half februari.

Hier verblijf ik eerst een maand op “diète”, en dan nog een maand om uit te rusten en terug op kracht te komen.

Het Ijzerfront van 1915 tot 1918

Na mijn ziekte keer ik in april 1915 onmiddellijk van het Camp du Richard naar het front terug, langs de grenswederuitrustingsdepots van Nouvelle- en Vielle Eglise. Deze staan op dit ogenblik onder toezien van de regimentsdokter Paul Van den Bril, die mij reeds is komen bezoeken in het hospitaal te Calais.

Voor de eerste maal zie ik de loopgraven van de ijzerdijk en maak ik kennis met de muizen en de ratten.

Mijn nieuwe compagnie bestaat uit soldaten grotendeels van de klas van 1914, waaronder verscheidene jongens van mijn streek, vooral van Willebroek (per streek gerekruteerd).

Ten gevolge van de gasaanvallen met “hyporite” te Steenstraete en te Langemark, worden wij van zogezegde gasmaskers voorzien, die in het begin slechts bestonden uit een vierkantig voor de mond te binden lapje goed ( dat diende doordrekt met hyposulfite ) en een micabril. Later krijgen we echte gasmaskers gelijk die van de Duitsers, en die vooral van pas komen te Ramscapelle, te Caeskerke en te Noordschote.

Gedurende de 4 jaren dat wij aan de Ijzer vertoeven, bezetten wij één of meermaals de verscheidene gevechtssectoren, zoals : Ramscapelle, Pervijse, St. Jacobscapelle, Diksmuide (met de Dodengang en de Min terie) Noordschote ( met Driegrachten ), Boesinghe en Langemark.

Wij moeten niet alleen de loopgrachten, de voorposten en de verbindingsloopgraven graven, bezetten en verdedigen, maar ze ook onderhouden, vernieuwen, verstevigen en bijwerken, daar ze te lijden hebben van de ratten en het winterweer.

Iedere Belgische Legerafdeling of Divisie moet een sector gedurende enkele maanden bezetten en krijgt daarna wat rust om van sector te veranderen.
De ene sector is gevaarlijker dan de andere, wegens zijn ligging en de afstand tussen de vijandelijke linies.

De bezetting van een sector gebeurt als volgt :
- eerst vier dagen eerste lijn en voorpost
- daarna vier dagen rust (met inspecties) een tiental kilometer achter de frontlijn
- tenslotte vier dagen piket, dit is iedere dag naar de loopgraven of de voorposten gaan werken, of de genietroepen helpen bij het maken van passarellen, takkenweefsels en later ook blockhuizen.

Om over de Ijzer te geraken wordt meestal een vlot gebruikt of een eenmanspasserelletje.

De aflossing geschiedt in de schemering, gewoonlijk ’s avonds, dit geldt eveneens voor de bevoorrading van de eerste lijn, dit zijn de zich op de Ijzerdijk bevindende troepen.

Voor iedere sectorverandering met een ander regiment of een andere Divisie krijgen wij in een dorp, wat achter het front – nabij Veurne of De Panne – of ergens anders, enkele dagen wekelijkse rust.

Dan wordt naar de oorlogsmeters geschreven, de mond-kledings-en minutievoorraad nagezien, en van de karige soldij van 2,25 Frank per week het hoogstnoodzakelijke, zoals een pakje tabak, sigaretten en wat schrijfpapier, aangeschaft in een geïmproviseerde kantine.

In de zomer is de frontlijn bij goed weer klaar afgetekend door een lange rij militaire observatieballons, zowel Duitse als geallieerde, die tot in Frankrijk zichtbaar zijn.

Soms worden de ballons door vliegers aangevallen, die ze met speciale kogels in brand schieten, wat voor gevolg heeft dat de observators zich met valschermen redden, terwijl hun ballon onmiddellijk daarna in vlammen opgaat.

Wanneer ik reeds achttien maanden in de oorlog betrokken ben, ga ik op aandringen en door toedoen van onze aalmoezenier de eerste maal in verlof naar Lourdes met een jongen van Willebroek en een van Scherpenheuvel.

Dit bezoek aan Lourdes is gans de oorlog mijn morele steun gebleven.

Daarna ben ik nog in verlof geweest voor 8 dagen (de reis inbegrepen ) naar Jurvisy en twee- of driemaal naar Le Havre bij oude kennissen, zonder ooit nieuws van huis te ontvangen.

Op zekere dag heeft er achter de frontlinies een algemene Revue plaats van onze Divisie, en word ik, voor bewezen diensten en langdurige aanwezigheid aan het front, door de Divisiegeneraal gedecoreerd met het oorlogskruis. Later krijgt onze compagnie ook het Franse oorlogskruis.

Wordt Vervolgd...
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

Nog een kort deel...

...
Naarmate de oorlog duurt, groeit niet alleen ons effectief door de aankomst uit Frankrijk van nieuwe klassen en oorlogsvrijwilligers, maar verbetert onze artillerie bv. door het verschijnen van nieuwe (Franse) veldkanonnen van 0,75 (soixante quinze), de gepantserde trein, licht luchtafweergeschut, enz. terwijl er hier en daar in de Ijzerdijk een betonnen bunker wordt ingeschakeld.

Ook de tactiek verandert : ons Leger wordt veel agressiever, doet herhaalde verkenningen in de Duitse lijnen over de Ijzer en neemt gevangenen, een taak waarbij de (van dienst ontslagen) regimentspatrouilleurs een belangrijke rol spelen.

Daarenboven worden de Duitse stellingen meer en meer herhaaldelijk door onze artillerie, versterkt door die van onze bondgenoten, onder vuur genomen.

Anderzijds gebeurt het soms dat naar een of ander, uit houten barakken bestaande contonnement, achter de frontlinie, door de Duitse vliegers gemikt wordt, die trachten er lichte bommen te laten opvallen.

Op een zomeravond krijgen we zelfs een zeppelin te zien die, naar het schijnt, nadien boven Gent wordt neergeschoten.

Dagen en jaren verlopen aan het front zonder dat er schijnt ooit een eind te zullen komen aan deze oorlog, sommige dagen betrekkelijk rustig, andere met vreselijke bombardementen, vooral te Diksmuide.

Met de tijd wordt men aan dat leven, hoe hard ook, meer en meer gewend en groeit er kameraadschap ondereen, zoals dit slechts alleen onder frontstrijders mogelijk is.

De tyfus, de Spaanse griep en de strenge winter van 1916 – 1917 dragen ook het hunne bij tot onze beproevingen.

Buiten de bange ogenblikken is onze moreel zoals dat van kinderen. Men wordt alles gewoon, zelfs de “soupe” te middernacht, en de brandende bougies in de koestallen of op de hooizolders.

Gedurende de oorlog is er natuurlijk, op enkele uitzonderingen na, geen gelegenheid om naar de Kerk te gaan en mis te horen. In 1917 heb ik tweetal keren ’s zondags, in een kapel achter het front, de heilige mis bijgewoond, die opgedragen werd door onze aalmoezenier.

Wanneer de Klaroen dan gedurende de consecratie het “Te Velde” blies, en na de mis, terwijl we in houding stonden en de “Vlaamse Leeuw” en het “Vaderlandse Lied” weerklonken, dan dachten we met een beetje heimwee aan huis en aan ons Vaderland over de Ijzer.

De laatste sector die ons regiment bezet, na te Boesinghe de Yperlee te hebben overgestoken, is die van Langemark, waar wij de Engelsen aflossen.

In deze sector werd reeds herhaaldelijk verwoed gevochten. Onze voorpost bevindt zich aldaar ver vooruit nabij de totaal vernielde kerk van Langemark.

Een walgelijke beenderreuk van gesneuvelden hangt hier over de vlakte.

Daar ik sedert enige tijd in mijn hoedanigheid van telefonist – signaleur van de compagnie dienst doe als revisionist, sta ik in voor het behoud en de goede werking der op de grond liggende telefoondraden tussen de voorpost en mijn compagnie.

Door het haast volledige gebrek aan loopgraven is het een gevaarlijke job en worden we op zekere dag bijna het slachtoffer van een schrapnellsalvo.

Wanneer wij de sector van Langemark verlaten, trekken wij met ons regiment naar Recposde, over de Franse grens, om uit te rusten in het vooruitzicht van ons eindoffensief.

Vrije tijd

Als ik achttien maanden in de oorlog ben ga ik, zoals reeds gezegd, voor de eerste maal voor 8 dagen (reis inbegrepen) in verlof.

Buiten nu en dan een verlof, verlaat ik zelden of nooit mijn compagnie.

Ik passeer mijn tijd meestal met mijn makkers, die meer en meer hun toevlucht tot mij nemen om hun briefwisseling met de oorlogsmeters en het “Relief for Belgian Soldiers” en vertalingen.

Persoonlijk tracht ik mijn talenkennis (vooral van het Engels) te verbeteren. Zo kom ik ook nog in correspondentie met de “Chicago Tribune” voor een frontrelaas en de aanwerving van een oorlogsmeter voor de soldaten zonder nieuws of relaties.

Dit alles beneemt mij veel tijd, maar ik doe het graag voor de jongens, om hen uit de nood te helpen.

Zo gebeurt het zelfs dat ik naar Koningin Elisabeth, de moeder van de soldaten, schrijf, om de kwijtschelding van straf te bekomen voor een (om een nacht afwezigheid) door de krijgsraad veroordeelde makker.

Wordt Vervolgd...
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
marf
Lid
Berichten: 735
Lid geworden op: 12 jul 2006, 19:52
Locatie: Retie
Contacteer:

Bericht door marf »

Is hij ook doodgegaan aan tyfus.
Nog iets liggen van luftwaffe of Brits !
Geef maar een GIL
Check out my website on http://www.freewebs.com/nicolas8452
Gebruikersavatar
Von Pratt
Lid
Berichten: 1169
Lid geworden op: 12 aug 2005, 16:09
Locatie: België
Contacteer:

Bericht door Von Pratt »

Neen, hij is niet doodgegaan aan tyfus maar aan ouderdom.... Hij is gestorven in 1987...
"War means tears to thousands of mothers eyes when their sons go to fight and lose their lives"
Voorheen bekend als "Brigadeführer Von Pratt" op dit forum.
Gebruikersavatar
King tiger
Lid
Berichten: 936
Lid geworden op: 20 aug 2006, 21:10
Contacteer:

Bericht door King tiger »

Wat gebeurde er met die kerel die voor de krijgsraad was veroordeeld
Belgische militaria gezocht van 1935 - 1940

http://denbelgischepiot.jimdo.com/" onclick="window.open(this.href);return false;
Plaats reactie