door Wilco Vermeer » 18 apr 2005, 16:45
In de Nederlandse wetgeving gaat het om een combinatie van productiejaar en het aandrijfmiddel voor het schieten.
Artikel 18
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze regeling wordt van het verbod in artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid van de wet vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren, voorhanden hebben en overdragen van:
a. vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt op de wijze, beschreven in bijlage II bij deze regeling;
b. vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers, pistolen en combinatiewapens die zijn vervaardigd vóór 1 januari 1945 en die ontworpen zijn om te worden geladen:
1° door de loopmond, voorzover het revolvers betreft de voorzijde van de cilinder daaronder mede begrepen, met losse kogels en los buskruit; of
2° met eenheidspatronen, met uitzondering van die welke tot ontbranding worden gebracht door middel van een centraalvuursysteem of door middel van een randvuursysteem en die van het kaliber .22 zijn;
c. vuurwapens in de vorm van geweren, hetzij enkelschots, hetzij meerschots, die:
1° vóór 1 januari 1870 zijn vervaardigd of getransformeerd, en die
2° zijn ingericht voor het verschieten van eenheidspatronen waarvan de voortdrijvende lading bestaat uit zwart buskruit;
d. kennelijk gebruikte lege patroon- en granaathulzen bestemd voor dan wel deel uitmakend van een verzameling;
e. munitie en onderdelen van munitie van categorie II, uitsluitend voor de houders van een verlof tot het voorhanden hebben van munitie van categorie III en vermeld op dit verlof, voorzover de munitie of onderdelen van munitie passen binnen de op dit verlof omschreven specialisatie en voorzover munitie met een kaliber boven de 12.7 mm (.50) niet voorzien is van brisante ladingen en munitie met een kaliber boven de 19 mm bovendien geen voortdrijvende ladingen bevat;
f. voorlaadkanonnen, gegoten vóór 1 januari 1870 en voorzien van een zundgat voor lontontsteking.
g. patroonmagazijnen en patroonhouders voorzover het personen betreft die bevoegd zijn de wapens of de munitie waarvoor deze voorwerpen bestemd zijn voorhanden te hebben.
Artikel 19
1. Van het verbod van artikel 14, eerste lid, het verbod van artikel 22, eerste lid, en het verbod van artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor bij schiethamers behorende munitie.
2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts voor de munitie die behoort bij schiethamers waarvoor een certificaat van goedkeuring als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104) is afgegeven.
Artikel 20
1. Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren en voorhanden hebben van munitie, bestemd voor wapens die het karakter dragen van oudheden of replica's daarvan, voorzover deze munitie bestaat uit ronden loden kogels.
2. Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan houders van een jachtakte voor het doen binnenkomen en uitgaan, voorhanden hebben en vervoeren van metallisch lood bevattende hagelpatronen buiten het veld zoals bedoeld in artikel 1 van de Jachtwet.
En voor wat betreft het onschadleijk maken van andere vuurwapens:
Vrijstellingsvoorschriften vuurwapens (volgens Bijlage II zoals vermeld in bovenstaande artikelen):
Eisen ten aanzien van het voor gebruik ongeschikt maken van vuurwapens (zie artikel 18, onder a, RWM).
Vuurwapens vallen onder de vrijstelling van artikel 18, onder a, van de RWM, indien ze voor gebruik ongeschikt zijn gemaakt op de navolgende wijze:
a. basculerende hagelgeweren (enkel- of meerloops) met uitwendige hanen: zie beschrijving 1, alsmede tekening 1a en 1b;
b. basculerende hagelgeweren (enkel- of meerloops) met inwendige hanen: zie beschrijving 2, alsmede tekening 2a en 2b);
c. enkelschots grendelgeweren: zie beschrijving 3, alsmede tekening 3.
d. meerschots grendelgeweren (repeterende vuurwapens): zie beschrijving 4, alsmede tekening 4;
e. overige vuurwapens dienen overlangs te zijn doorgezaagd of afgeslepen.
Aanwijzingen met betrekking tot het voor gebruik ongeschikt maken van de onder a tot en met d genoemde wapens:
- de daarvoor in aanmerking komende onderdelen dienen eerst onbruikbaar te worden gemaakt en vervolgens gemonteerd en elektrisch vastgelast te worden; een en ander is afhankelijk van type wapen en toegepast afvuursysteem;
- de elektrische lassen diene op schone en vetvrije oppervlakken te worden gelegd en van deugdelijke kwaliteit te zijn;
- de bewerkingen dienen cumulatief te worden uitgevoerd.
Beschrijving 1
Basculerende hagelgeweren met uitwendige hanen
1. Twee gaten boren in elke loop met een diameter van ten minste 8 mm, waarvan één gat uitmondt in de kamer van de loop en één gat op maximaal 150 mm van de achterkant van de loop.
2. De kamer van elke loop ten dele versperren met een elektrische las.
3. De onderdelen van de sloten vastlassen op de slotplaten.
4. Zowel de slagpinnen als de schroeven die de slagpinnen borgen in de bascule, elektrisch vastlassen.
5. De voorste of achterste loophaak en de grendelstift inkorten.
6. Na het grendelen het restant loophaak en het restant grendelstift elektrisch vastlassen aan de bascule.
7. In de loopmondingen nauw passende stalen pennen (cilinders) ter lengte van minste 30 mm elektrisch vastlassen.
Beschrijving 2
Basculerende hagelgeweren met inwendige hanen
1. Twee gaten boren in elke loop met een diameter van ten minste 8 mm, waarvan één gat uitmondt in de kamer van de loop en één gat op maximaal 150 mm van de achterkant van de loop.
2. De kamer van elke loop ten dele versperren met een elektrische las.
3. De slagpingaten in de bascule vergroten tot een diameter van ten minste 10 mm.
4. De slagpinpunt verwijderen.
5. De spanhefboom, de loophaak en de grendelstift inkorten.
6. De lopen en de diverse onderdelen van het grendel-, span- en afvuurmechanisme elektrisch vastlassen aan de bascule.
7. In de loopmondingen nauw passende stalen pennen (cilinders) ter lengte van minste 30 mm elektrisch vastlassen.
Beschrijving 3
Enkelschots grendelgeweren
1. Een nagenoeg kamervullende stalen pen elektrisch vastlassen in de kamer van de loop. Eventueel de voorkant van de grendel inkorten om deze te sluiten.
2. Een nauw passende stalen pen, ter lengte van tenminste 30 mm, elektrisch vastlassen in de loopmonding.
3. Twee gaten met een diameter van ten minste 10 mm boren in de onderkant van de loop, waarvan één omstreeks 50 mm voor de kamer en één halverwege de loop.
4. Een gat van ten minste 10 mm boren in de onderkant van het huis en de loop ter hoogte van de schroefdraadverbinding huis/loop.
5. Twee gaten met een diameter van ten minste 10 mm boren in de onderkant van het huis, doorlopend tot in de grendel.
6. De trekkerspannok verwijderen.
7. De opening in het huis voor het doorlaten van de trekker-spannok, de twee geboorde gaten in het huis/grendel en het geboorde gat in het huis/loop met elektrische lassen geheel opvullen.
Beschrijving 4
Meerschots grendelgeweren (repeterende vuurwapens)
1. Een nagenoeg kamervullende, stalen pen elektrisch vastlassen in de kamer van de loop.
2. Een nauw passende stalen pen, ter lengte van tenminste 30 mm, elektrisch vastlassen in de loopmonding.
3. Twee gaten met een diameter van ten minste 10 mm boren in de onderkant van de loop, waarvan één omstreeks 50 mm voor de kamer en één halverwege de loop.
4. de loop elektrisch vastlassen aan het huis, hetzij ter plaatse van de achterkant van de loop en het inwendige van het huis, hetzij door middel van een te boren gat met een diameter van minimaal 10 mm in het huis en de loop ter plaatse van de schroefdraad. In het eerstgenoemde geval de voorkant van de grendel inkorten om deze te kunnen sluiten.
5. De grendel/afsluiter elektrisch vastlassen aan het huis over de gehele lengte, aan beide langszijden van de magazijnopening.
In de Nederlandse wetgeving gaat het om een combinatie van productiejaar en het aandrijfmiddel voor het schieten.
Artikel 18
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van deze regeling wordt van het verbod in artikel 14, eerste lid, 22, eerste lid, 26, eerste lid, en 31, eerste lid van de wet vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren, voorhanden hebben en overdragen van:
a. vuurwapens die voor gebruik als zodanig ongeschikt zijn gemaakt op de wijze, beschreven in bijlage II bij deze regeling;
b. vuurwapens in de vorm van geweren, revolvers, pistolen en combinatiewapens die zijn vervaardigd vóór 1 januari 1945 en die ontworpen zijn om te worden geladen:
1° door de loopmond, voorzover het revolvers betreft de voorzijde van de cilinder daaronder mede begrepen, met losse kogels en los buskruit; of
2° met eenheidspatronen, met uitzondering van die welke tot ontbranding worden gebracht door middel van een centraalvuursysteem of door middel van een randvuursysteem en die van het kaliber .22 zijn;
c. vuurwapens in de vorm van geweren, hetzij enkelschots, hetzij meerschots, die:
1° vóór 1 januari 1870 zijn vervaardigd of getransformeerd, en die
2° zijn ingericht voor het verschieten van eenheidspatronen waarvan de voortdrijvende lading bestaat uit zwart buskruit;
d. kennelijk gebruikte lege patroon- en granaathulzen bestemd voor dan wel deel uitmakend van een verzameling;
e. munitie en onderdelen van munitie van categorie II, uitsluitend voor de houders van een verlof tot het voorhanden hebben van munitie van categorie III en vermeld op dit verlof, voorzover de munitie of onderdelen van munitie passen binnen de op dit verlof omschreven specialisatie en voorzover munitie met een kaliber boven de 12.7 mm (.50) niet voorzien is van brisante ladingen en munitie met een kaliber boven de 19 mm bovendien geen voortdrijvende ladingen bevat;
f. voorlaadkanonnen, gegoten vóór 1 januari 1870 en voorzien van een zundgat voor lontontsteking.
g. patroonmagazijnen en patroonhouders voorzover het personen betreft die bevoegd zijn de wapens of de munitie waarvoor deze voorwerpen bestemd zijn voorhanden te hebben.
Artikel 19
1. Van het verbod van artikel 14, eerste lid, het verbod van artikel 22, eerste lid, en het verbod van artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor bij schiethamers behorende munitie.
2. De vrijstelling ingevolge het eerste lid geldt slechts voor de munitie die behoort bij schiethamers waarvoor een certificaat van goedkeuring als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de gevaarlijke werktuigen (Stb. 1952, 104) is afgegeven.
Artikel 20
1. Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het doen binnenkomen of uitgaan, vervoeren en voorhanden hebben van munitie, bestemd voor wapens die het karakter dragen van oudheden of replica's daarvan, voorzover deze munitie bestaat uit ronden loden kogels.
2. Van het verbod van artikel 14, eerste lid, artikel 22, eerste lid, en artikel 26, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan houders van een jachtakte voor het doen binnenkomen en uitgaan, voorhanden hebben en vervoeren van metallisch lood bevattende hagelpatronen buiten het veld zoals bedoeld in artikel 1 van de Jachtwet.
En voor wat betreft het onschadleijk maken van andere vuurwapens:
Vrijstellingsvoorschriften vuurwapens (volgens Bijlage II zoals vermeld in bovenstaande artikelen):
Eisen ten aanzien van het voor gebruik ongeschikt maken van vuurwapens (zie artikel 18, onder a, RWM).
Vuurwapens vallen onder de vrijstelling van artikel 18, onder a, van de RWM, indien ze voor gebruik ongeschikt zijn gemaakt op de navolgende wijze:
a. basculerende hagelgeweren (enkel- of meerloops) met uitwendige hanen: zie beschrijving 1, alsmede tekening 1a en 1b;
b. basculerende hagelgeweren (enkel- of meerloops) met inwendige hanen: zie beschrijving 2, alsmede tekening 2a en 2b);
c. enkelschots grendelgeweren: zie beschrijving 3, alsmede tekening 3.
d. meerschots grendelgeweren (repeterende vuurwapens): zie beschrijving 4, alsmede tekening 4;
e. overige vuurwapens dienen overlangs te zijn doorgezaagd of afgeslepen.
Aanwijzingen met betrekking tot het voor gebruik ongeschikt maken van de onder a tot en met d genoemde wapens:
- de daarvoor in aanmerking komende onderdelen dienen eerst onbruikbaar te worden gemaakt en vervolgens gemonteerd en elektrisch vastgelast te worden; een en ander is afhankelijk van type wapen en toegepast afvuursysteem;
- de elektrische lassen diene op schone en vetvrije oppervlakken te worden gelegd en van deugdelijke kwaliteit te zijn;
- de bewerkingen dienen cumulatief te worden uitgevoerd.
Beschrijving 1
Basculerende hagelgeweren met uitwendige hanen
1. Twee gaten boren in elke loop met een diameter van ten minste 8 mm, waarvan één gat uitmondt in de kamer van de loop en één gat op maximaal 150 mm van de achterkant van de loop.
2. De kamer van elke loop ten dele versperren met een elektrische las.
3. De onderdelen van de sloten vastlassen op de slotplaten.
4. Zowel de slagpinnen als de schroeven die de slagpinnen borgen in de bascule, elektrisch vastlassen.
5. De voorste of achterste loophaak en de grendelstift inkorten.
6. Na het grendelen het restant loophaak en het restant grendelstift elektrisch vastlassen aan de bascule.
7. In de loopmondingen nauw passende stalen pennen (cilinders) ter lengte van minste 30 mm elektrisch vastlassen.
Beschrijving 2
Basculerende hagelgeweren met inwendige hanen
1. Twee gaten boren in elke loop met een diameter van ten minste 8 mm, waarvan één gat uitmondt in de kamer van de loop en één gat op maximaal 150 mm van de achterkant van de loop.
2. De kamer van elke loop ten dele versperren met een elektrische las.
3. De slagpingaten in de bascule vergroten tot een diameter van ten minste 10 mm.
4. De slagpinpunt verwijderen.
5. De spanhefboom, de loophaak en de grendelstift inkorten.
6. De lopen en de diverse onderdelen van het grendel-, span- en afvuurmechanisme elektrisch vastlassen aan de bascule.
7. In de loopmondingen nauw passende stalen pennen (cilinders) ter lengte van minste 30 mm elektrisch vastlassen.
Beschrijving 3
Enkelschots grendelgeweren
1. Een nagenoeg kamervullende stalen pen elektrisch vastlassen in de kamer van de loop. Eventueel de voorkant van de grendel inkorten om deze te sluiten.
2. Een nauw passende stalen pen, ter lengte van tenminste 30 mm, elektrisch vastlassen in de loopmonding.
3. Twee gaten met een diameter van ten minste 10 mm boren in de onderkant van de loop, waarvan één omstreeks 50 mm voor de kamer en één halverwege de loop.
4. Een gat van ten minste 10 mm boren in de onderkant van het huis en de loop ter hoogte van de schroefdraadverbinding huis/loop.
5. Twee gaten met een diameter van ten minste 10 mm boren in de onderkant van het huis, doorlopend tot in de grendel.
6. De trekkerspannok verwijderen.
7. De opening in het huis voor het doorlaten van de trekker-spannok, de twee geboorde gaten in het huis/grendel en het geboorde gat in het huis/loop met elektrische lassen geheel opvullen.
Beschrijving 4
Meerschots grendelgeweren (repeterende vuurwapens)
1. Een nagenoeg kamervullende, stalen pen elektrisch vastlassen in de kamer van de loop.
2. Een nauw passende stalen pen, ter lengte van tenminste 30 mm, elektrisch vastlassen in de loopmonding.
3. Twee gaten met een diameter van ten minste 10 mm boren in de onderkant van de loop, waarvan één omstreeks 50 mm voor de kamer en één halverwege de loop.
4. de loop elektrisch vastlassen aan het huis, hetzij ter plaatse van de achterkant van de loop en het inwendige van het huis, hetzij door middel van een te boren gat met een diameter van minimaal 10 mm in het huis en de loop ter plaatse van de schroefdraad. In het eerstgenoemde geval de voorkant van de grendel inkorten om deze te kunnen sluiten.
5. De grendel/afsluiter elektrisch vastlassen aan het huis over de gehele lengte, aan beide langszijden van de magazijnopening.