Fritz Sämisch (Kaissiber nr. 36, vanaf blz. 8 en vooral blz. 10), Bent Larsen
De volgende anecdote van de Tsjech Pachman speelt zich af tijdens het schaaktoernooi te Praag, april 1943.
Larsen:... Sämisch kwam in café Luxor bij me zitten. Het was me in die tijd helemaal niet aangenaam met een Duitser aan een tafeltje te zitten.
"Is deze Hitler geen domkop? Die denkt een oorlog tegen de Russen te kunnen winnen!"
Hij zei dat tamelijk hard, en het was minstens twee tafeltjes verderop te horen, terwijl het toen in Praag wemelde van Gestapo en spionnen.
Ik verzocht hem zachter te praten.
"En geloof jij niet dat Hitler een domkop is?" vroeg hij me heel ongedwongen.
Pachman:In oktober 1944 zit Sämisch in de Berlijnse metro en vertelt een kennis heel onvoorzichtig, dat de oorlog hopeloos verloren was. Op het eindstation hield een geuniformeerde hem aan om met hem naar de politie te gaan. Het resultaat was acht maanden gevangenis. In die tijd liet de beruchte rechter Freissler mensen wegens defaitisme onthoofden. Waarschijnlijk liep het deze keer met een sisser af, omdat aan de schrijftafel een hem vriendelijk gezind persoon zat.
Larsen:Pas in april 1946 zag ik hem, in Zwitserland, weer terug. Ik vroeg hem hoe het hem was gegaan in het kamp.
"Niet te geloven," zei hij, "er was helemaal niets te roken, en nog erger is dat ik op het moment helemaal geen geld heb."
Na de oorlog vroeg een vriend hem of hij er over nadacht, de verrader bij de denazifceringscommissie aan te geven.
"Ik heb erover nagedacht, omdat hij natuurlijk een klootzak was. Maar zie je, als ik hem aangeef, dan ik ben ik toch zelf een klootzak. Dus laat ik het maar zitten."