Een korte blik op dat wat er op het programma stond:
- 14.00 uur - Welkom en opening door Ben Crul
14.10 uur - 'Arts in bezettingsjaren' door prof. Mart van Lieburg, hoogleraar medische geschiedenis en bibliothecaris van de KNMG.
14.30 uur - Filmpremière 'Arts in bezettingsjaren'.
14.55 uur - Presentatie boek Witte Jassen en Bruinhemden, doktersveteraan Pieter Coumou en Arie Nieuwehuijzen Kruseman.
15.30 uur - Onthulling van het gedenkteken
15.40 uur - Onthuling door minister Ab Klink samen met enkele veteranen
15.50 uur - Toespraak minister Ab Klink
16.00 uur - Borrel
In deze documentaire werd ondermeer belicht dat er een groot percentage aan medisch personeel werkzaam was in het verzet. Door de "bijzondere" positie waarin zij zich bevonden, konden zij ondermeer mensen af laten keuren voor Arbeitseinzats. Ook voorzagen enkelen van hen in medische hulp aan onderduikers.
De Duitse tegenhanger van het Nederlandse Artsenverzet was de Artsenkamer, deze door Seys-Inquart ingestelde organisatie werd voor praktiserend artsen een verplicht iets. Zij dienden zich hierbij aan te sluiten anders mochten zij zich geen arts noemen. In de documentaire vertellen de oud-artsen ondermeer over het weghalen van hun bordjes of het overschilderen van het woord arts. Dit om zo niet toe te hoeven treden tot de Artsenkamer.
Ook kwamen medisch studenten welke gedurende de oorlog aan het woord in de docu, de Leidse medische studenten werden op enig moment in de oorlog met z'n allen naar kamp Vught getransporteerd. Zij mochten het kamp pas verlaten wanneer zij een loyaliteitsverklaring tekenden.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden welke in de documentaire, en in het boek, naar voren kwamen.
Vervolgens werd het boek Witte jassen en bruinhemden door een veteraanarts, de voorzitter van de KNMG en Minister Klink aangeboden en aan drie medisch studenten overhandigt. Aansluitend onthulde Minister Klink samen met twee veteraanartsen een monument ter herinnering aan de bijzondere rol welke medisch personeel in de oorlog hadden. De Minister benadrukte in zijn aansluitende toespraak nogmaals deze bijzondere positie en het belang van de overdracht van de in het boek opgetekende ervaringen aan jongere generaties.