Wat mij in juridisch opzicht bevreemt is dat er weinig aandacht besteed wordt aan het geld dat door de 'tussenpersoon' Alois Miedl is betaald voor de schilderijen van Goudstikker. Nadat Goudstikker overleden was heeft zijn eigen zaakwaarnemer A.A. ten Broek het bedrijf, het onroerend goed, en de handelsnaam Kunsthandel J. Goudstikker en de handelsvoorraad (de schilderijen dus), verkocht aan die meneer Miedl, die de doeken op zijn beurt weer doorverkocht, o.a. aan Göring en Hitler.
Na de oorlog komen die schilderijen (in beslaggenomen als zijnde vijandelijk vermogen) in handen van de Nederlandse Overheid, die ze vervolgens her en der onderbrengt. Alles goed en wel, maar hoeveel geld (er is mogelijk sprake van een kwart van de werkelijke waarde van toen) is er voor de schilderijen en de rest betaald aan die Nederlandse zaakwaarnemer Ten Broek en.....wáár is dat geld dan gebleven??
