'We hebben iets met joodse mensen'
Geplaatst: 25 jul 2005, 20:53
Gepubliceerd op: 24 juli 2005
Door Fred Kramer
Terwijl Alida van Leeuwen (77) een persoonlijke brief voorleest en foto's laat zien van de joodse familie De Haas die in de Tweede Wereldoorlog werd vermoord, schieten bij Liza Balyon (17) de ogen vol.
De twee zitten aan tafel in bejaardencentrum Molenwijck in Loon op Zand. Ze hebben elkaar nog nooit gezien en slechts één keer aan de telefoon gehad. Er zit 60 jaar leeftijdsverschil tussen de vrouw en de tiener.
Toch is er een enorme verbondenheid tussen Alida en Liza. Ze zijn beiden geobsedeerd door het jodendom of zoals ze het zelf omschrijven: "We hebben iets met joodse mensen.'' Dat 'iets' heeft de twee bij elkaar gebracht. Alida noemt het lot. Liza omschrijft het als toeval.
Onlangs schreef havo-leerling Liza van het Cambiumcollege in Naaldbomen een eindexamenwerkstuk over de Joodse Brigade; een gevechtseenheid die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog met de Britten meevocht tegen de Duitsers. Ze was dermate uitvoerig in haar onderzoek dat ze werd gewaardeerd met een 10; een zeldzaamheid. De media pikten het verhaal op waardoor Liza vanuit het hele land adhesiebetuigingen kreeg. "Er belde zelfs een vrouw uit Amerika die me wilde helpen met het opsporen van mensen die bij de Joodse Brigade hadden gezeten.''
Het nieuws was ook niet voorbijgegaan aan mevrouw Van Leeuwen. Via de krant zocht ze contact met Liza om haar persoonlijke briefwisselingen en boeken na te laten. Aan haar kinderen is die nalatenschap niet besteed, die hebben het veel te druk. "Ik vond het zo bijzonder dat een meisje van 17 zo bij de joden is betrokken. Daarom denk ik dat mijn brieven bij haar in goede handen zijn.''
Nu zitten ze dus tegenover elkaar en leest Alida een brief voor van haar joodse hartsvriendin Belia de Haas. Ze zijn beiden elf jaar oud als op 10 mei 1940 Duitse vliegtuigen het luchtruim boven Rotterdam doorklieven. "Belia zei toen al: 'deze oorlog wordt voor ons veel erger dan voor jullie'. Die woorden ben ik nooit vergeten.''
Dat het erger wordt, blijkt uit de correspondentie die volgt. Belia moet met haar familie naar de schouwburg in Amsterdam, destijds een verzamelplaats voor joden, en wordt daarna op transport gezet naar kamp Vught. Van daaruit schrijft ze aan haar vriendin: "Eindelijk mogen we berichten dat het ons goed gaat. We mogen ook pakjes ontvangen . Sturen jullie er a.u.b. eens een paar.'' Belia ondertekent de brief met 'Auffanglager Vught'. De laatste brief ontvangt Alida op 16 mei 1943. De familie De Haas is dan al naar Westerbork vervoerd en vrijwel direct daarna op transport gesteld naar vernietigingskamp Sobibor. Op 28 mei 1943 worden Belia, Jacob, Leo, Toos, vader Willem en moeder Leonie vergast.
Voor Liza is deze brief even te veel. Desondanks zal ze zich met eerbied over de nalatenschap ontfermen. "Op een of andere manier voel ik me zo betrokken bij wat de joden is aangedaan. Ik kan niet tegen onrecht.'' Vooralsnog zal ze de brieven en boeken in een doos op haar kamer bewaren en pas als de tijd daar is uitgebreid gaan lezen. Ook wil ze ooit nog naar kamp Vught gaan. Alida biedt aan in dat geval samen te gaan. "Ik ben heel blij dat deze brieven nu niet verloren gaan als ik er niet meer ben. Ze zijn op een goede plek terecht gekomen. Het heeft zo moeten zijn.''
Bron: Algemeen Dagblad