'Opa Airborne' blijft als luis in pels

Over het hier en nu (nieuwsberichten, actualiteiten en dergelijke, in relatie met WOII)
Plaats reactie
Gebruikersavatar
Roel R.
Lid
Berichten: 5675
Lid geworden op: 21 sep 2003, 01:50
Contacteer:

'Opa Airborne' blijft als luis in pels

Bericht door Roel R. »

Gepubliceerd op: 13 september 2005

Door HARRY VAN DER PLOEG

Wybo Boersma vertrekt als directeur van het Airborne Museum. "Een museum moet je elke tien jaar vernieuwen", luidt zijn boodschap aan zijn opvolger Frans Smolders.

'Twee kapiteins op een schip, dat is natuurlijk niks", mijmert Wybo Boersma, de gaande man van het Airborne Museum in Oosterbeek.

Op zaterdag 17 september 1944, 61 jaar na het begin van de Slag om Arnhem, geeft hij de leiding over aan Frans Smolders. Die dag vond ik wel mooi, qua symboliek", zegt Boersma. Als adviseur blijft hij actief voor het museum.

"Opa kijkt over de schouder mee", grapt Smolders. "Als luis in de pels", lacht hij.

Smolders kan Boersma's kennis van de slag prima gebruiken. "Die heb ik niet, ik kom uit de museumwereld."

Zijn keuze voor een oorlogsmuseum komt echter niet uit de lucht vallen. "Oorlog heeft mij altijd al gefascineerd. Alles waar het bij de mensheid om draait komt er samen." Tal van brandpunten van menselijke ontsporing heeft hij in zijn leven bezocht. "Auschwitz, Dachau, Verdun, Hirosjima."

Oorlogskind Boersma kwam als jongen uit Groningen in aanraking met het Airborne Museum tijdens een fietstocht met zijn ouders. "Dat was in 1950, 1951. Het museum zat toen nog in kasteel Doorwerth." Daar stonden toen nog pantservoertuigen die waren achtergelaten door de Engelsen. "Van de slag wist ik niets, maar ik was erg geïnteresseerd in alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken had." Naderhand werd hij beroepsmilitair. Verzamelaar ook. "Ik had mijn eigen collectie."

In 1973 streek hij als vrijwilliger in het Airborne Museum neer, een jaar later was hij bestuurslid.

"Het grootste deel van de collectie stond in de opslag, het kasteel was veel te klein. De geweren stonden gewoon in de gang."

Met de verhuizing naar Hartenstein, het voormalige hoofdkwartier van de Britse 1ste Airborne Divisie, kreeg het museum de wind in de zeilen. "Vanuit Engeland kwam er geweldige respons."

Voor major Holt, een van de grootste touroperators voor de slagvelden in Europa, bleek Hartenstein een ideale locatie. De belangstelling breidde zich nadien uit als een olievlek. Smolders: "Er zijn veel musea over de oorlog, maar wij liggen midden in het slagveld. Het museum strekt zich uit van Arnhem tot de Ginkelse Heide."

Boersma vertrekt aan de vooravond van een grootse vernieuwingsoperatie. Ondergrondse uitbreiding aan de achterkant moet nieuwe ruimte scheppen. "Op zijn vroegst komt het allemaal over drie jaar op gang", relativeert Smolders. Er is een lange weg te gaan in de sfeer van gelden en vergunningen verwerven.

"Een museum moet je eigenlijk om de tien jaar vernieuwen", benadrukt Boersma. "De vitrines zijn nu te vol, oubollig. Over tien, twintig jaar is er bovendien niemand meer over die de slag heeft meegemaakt." Smolders: "Volwassenen zie je hier alle teksten lezen bij de voorwerpen en foto's, maar de jongeren rennen door het museum heen. Ze zijn gewend aan bewegende beelden. Daar moet je op in spelen."

Hij vertelt over een vluchtsimulator in het museum Aviodome die hij pas bekeken heeft. "Je kunt jongeren zo de tocht in een vliegtuig laten meemaken, tot het moment dat ze als parachutisten naar buiten springen. Je kunt ze de spanning laten voelen." Zonder uitbreiding van het museum kan dit niet. Boersma: "Hartenstein bestaat uit acht hotelkamers. Die zijn niet bedoeld om jaarlijks 55.000 gasten te ontvangen."

De laatste veteranen wil Smolders eigenlijk nog wel een keer uitnodigen om hun verhaal aan jongeren te vertellen in het museum. "Dat hebben we al een keer gedaan", reageert Boersma direct. "De jongeren durfden geen vragen te stellen." Een seconde later corrigeert de gaande directeur zich. "Het kan best zijn dat het nu wel werkt. Ach, als je zolang op dezelfde plek zit moet je oppassen dat je andere mensen niet het enthousiasme weg neemt. Daarom is het goed dat ik stop. Maar makkelijk is het niet."

Bron: De Gelderlander
Plaats reactie