Misschien verveel ik jullie er al mee, maar hier nog een paar onderzoeksresultaten:
Orde van de Vaderlandse Oorlog 1e Klasse nr. 88496 werd op 9 september 1944 verleend aan de 32- of 33-jarige soldaat Ivan Matvejevitsj Nosov, een telefonist in de 211e Zelfstandige Verbindingscompagnie, 253e Jagerdivisie, 21e Jagerkorps, 3e Gardeleger, 1e Oekraïense Front.
Nosov werd in 1911 geboren in een dorpje in de oblast Jaroslavl. Hij rondde de basisschool af en werd al in juni 1941 opgeroepen voor militaire dienst. Op 15 juni ging hij officieel in dienst bij het Rode Leger. Nosov kreeg vervolgens waarschijnlijk zijn opleiding en werd op 19 november 1941 ingedeeld bij het Leningrad Front. Al op 20 februari 1942 sloeg het noodlot toe en raakte Nosov zwaar gewond. Een jaar later was hij weer op de been en werd hij ingedeeld bij het Zuidwestelijke Front.
In oktober 1943 werd soldaat Nosov onderscheiden met de Orde van de Rode Ster. Hij werd later bevorderd tot korporaal en in juli 1944 onderscheiden met een Orde van de Vaderlandse Oorlog 2e Klasse. Een maand later werd hij weer voorgedragen voor een onderscheiding, ditmaal de hoge Orde van de Rode Banier:
In de nacht van 9 augustus 1944 legde korporaal Nosov onder hevig vijandelijk artillerievuur een telefoonkabel over de rivier de Visla [Wijssel]. In de loop van 9 augustus 1944 vocht de divisie om het bruggenhoofd uit te breiden op de linkeroever van de rivier.
De lijn werd zeven keer in het water doorbroken door vijandelijk artillerievuur en kameraad Nosov zwom erheen om de breuken te vinden en ze te repareren.
Dankzij zijn moed kon het commando de telefoonverbindingen in stand houden met de operationele groepen, de rivieroversteekplaats en de achterhoede van de divisie.
Voor het tonen van moed en dapperheid verdient kameraad Nosov de regeringsonderscheiding Orde van de Rode Banier.
De aanbeveling werd opgesteld door de compagniescommandant en goedgekeurd door de chef van de verbindingstroepen van de divisie en de divisiecommandant, maar de korpscommandant besloot de onderscheiding te verlagen naar een Orde van de Vaderlandse Oorlog 1e Klasse.
Nosov overleefde de oorlog verder zonder kleerscheuren. In september 1946 ligt hij in het ziekenhuis om een reden die ik niet kan lezen. Er wordt geen melding gemaakt van zijn baan op dat moment.
Orde van de Vaderlandse Oorlog 2e Klasse nr. 411649 werd op 3 juni 1945 verleend aan de 30- of 31-jarige Osseetse garde-soldaat Batras Zaoerbegovitsj Kombegov, een infanterist in een peloton van het hoofdkwartier van het 49e Garde-Jagerregiment, 16e Garde-Jagerdivisie, 36e Garde-Jagerkorps, 11e Gardeleger, 3e Wit-Russische Front.
Kombegov werd in 1914 geboren in een dorpje in de Sovjetrepubliek Ossetië. Hij had alleen het basisonderwijs afgerond. Hij werd in Koeibysjev opgeroepen voor militaire dienst en ging op 14 december 1942 in dienst bij het Rode Leger. Op 13 augustus 1943 raakte Kombegov licht gewond. In april 1945 vocht zijn divisie bij Königsberg, waarvoor Kombegov twee onderscheidingen kreeg. Naast een Medaille voor Moed werd hij voor dapperheid in dezelfde periode namelijk voorgedragen voor een Orde van de Vaderlandse Oorlog 2e Klasse:
Tijdens de gevechten om de stad Königsberg in Oost-Pruissen op 7 april 1945 voerde kameraad Kombegov de taak van het regimentscommando uit binnen te dringen in een huis met Duitse soldaten die de rivierovergang beschoten met mitrailleurs. Kameraad Kombegov kroop onder beschieting van de vijand in de richting van dit huis, gooide enkele granaten en vernietigde drie mitrailleurposities van de vijand, doodde vijf machinepistoolschutters en nam er vier krijgsgevangen, waardoor het mogelijk werd onze onderdelen ongehinderd over de rivier de Pregel te zetten.
Kameraad Kombegov verdient de regeringsonderscheiding Orde van de Vaderlandse Oorlog 2e Klasse.
De aanbeveling werd op 8 juni 1945 geschreven door de regimentscommandant, garde-luitenant-kolonel Donin, en diezelfde dag nog goedgekeurd door de divisiecommandant, Held van de Sovjet-Unie garde-generaal-majoor Isakov. Opmerkelijk is dat niet alleen de divisiecommandant hoog gedecoreerd was, ook het regiment en de divisie waren flink onderscheiden. Voluit staat op de aanbeveling "49e Garde Jager Orde van de Rode Banier Orde van Koetoezov Regiment van de 16e Garde Jager Karatsjev Orde van Lenin Rode Banier Orde van Soevorov Divisie".
Kombegov overleefde de oorlog en ging in de stad Asjchabad in Ossetië wonen.
Medaille voor Moed nr. 53677 werd op 20 februari 1942 verleend aan de 24- of 25-jarige Karelische junior sergeant Michail Nikolajevitsj Smirnov, een groepscommandant in het 9e Zelfstandige Gemotoriseerde Geniebataljon, 56e Leger, Zuidelijke Front.
Smirnov werd in 1917 geboren in een dorpje in de oblast Kaliningrad. Hij had alleen het basisonderwijs afgerond, ging aan het werk in de Kolchoz 'Koeltoera' in zijn woonplaats, werd lid van de Komsomol en ging in 1939 in dienst bij het Rode Leger. Smirnov was actief betrokken bij de oorlog en werd in december 1941 voorgedragen voor de Orde van de Rode Ster:
Junior sergeant Michail Nikolajevitsj Smirnov was de gehele periode met het bataljon aan het front en participeerde in de gevechten met de Duitse agressors. Kameraad Smirnov had in de Vaderlandse Oorlog vijf maanden lang het commando over een groep en heeft laten zien een gedisciplineerde, stoutmoedige en standvastige commandant te zijn, die deze vechtlust bijbracht aan zijn ondergeschikten. Toen de vijand naderde was het noodzakelijk van 19-22 oktober Zoejevsky Gres op te blazen en van 23-29 oktober ??rovsky Gres. De eenheid van kameraad Smirnov kreeg opdracht enkele transformators op te blazen, aan een weg die was versperd door vuur veroorzaakt door een eerdere explosie.
Kameraad Smirnov leidde zijn eenheid naar de transformators en vernietigde ze. Ondanks de gevaarlijke situatie die hem bedreigde was kameraad Smirnov de laatste die zich terugtrok, zich ervan verzekerend dat alle explosieven waren geplaatst.
Hij is toegewijd aan de Partij van Lenin en Stalin en het socialistische Moederland.
De onderscheiding werd door de chef van de genietroepen van het front verlaagd naar een Medaille voor Moed.
Smirnov raakte op 30 maart 1943 zwaar gewond. Een dag later werd hij voorgedragen voor een Orde van de Vaderlandse Oorlog 1e Klasse, maar hij kreeg uiteindelijk een 2e Klasse.
Smirnov werd in 1943 lid van de Communistische Partij en overleefde de oorlog. Hij bleef hierna in het leger als carrière-onderofficier. Hij bracht het tot sergeant-majoor en kreeg na de oorlog nog twee Ordes van de Rode Ster en een aantal medailles. In 1956 was hij ingedeeld in een trainingscompagnie in zijn oude 9e Zelfstandige Genie-Sappeursbataljon.